Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0045

Datum uitspraak1999-06-28
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers99/76 R
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tussentijdse beëindiging vanwege verzwijging (aard) schulden bij toelating schuldsaneringsregeling.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Almelo enkelvoudige kamer Bij vonnis van deze kamer van 28 april 1999 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van: X. geboren op .... te P wonende: ... De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsanering te beëindigen. De schuldenaar is zowel aangetekend als per gewone post opgeroepen teneinde daaromtrent te worden gehoord ter terechtzitting van 23 juni 1999. Ter terechtzitting van 23 juni 1999 is de schuldenaar, voornoemd, niet verschenen; Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat X. bij het verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 15 juni 1999 onder andere het volgende heeft verklaard: "Ik begrijp de noodzaak van dit verhoor. Ik krijg hier overhandigd een brief geschreven door mevrouw Maissan en gericht aan u, waarin staat vermeld een groot aantal opname's die ik zou hebben gedaan vanaf de zomer 1998 tot en met december 1998. Die brief zo lezend kan ik alleen maar zeggen dat juist is wat er staat. Die opname's zijn door mij gedaan. In totaal is dus door mij omstreeks f. 120.000,- opgenomen in die periode. Op uw vraag waar dat geld is gebleven kan ik allen maar antwoorden dat ik dat geld heb opgemaakt door schulden te betalen, maar in hoofdzaak door daarvan goed te leven. Ik had mijzelf in die periode niet meer in bedwang. Ik heb dat geld uitgegeven in horeca-aangelegenheden, casino's en ook in bordelen. Al het geld is uitgegeven. In grote lijnen kan ik zeggen dat ik het geld heb vergokt. Er is niets meer van over. Er staat ook niets op een bank in het buitenland. Het klopt dat ik in het kader van de beoordeling of ik kon worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering niet heb gezegd dat ik onlangs de hypotheek had verhoogd met een tweede hypotheek. Ook heb ik toen niet gezegd dat ik toen f. 5.000,00 onder mij had. Van dat bedrag heb ik nadat ik saniet was geworden f. 2.500,00 betaald aan de ING bank voor rente in verband met deze hypotheek. Ook het geld van de tweede hypotheek heb ik opgemaakt. Van Noordt en Kolenbrander zijn debiteuren van mij, dat klopt. Kolenbrander heeft in het kader van een schikking met mij f. 5.000,00 betaald. Afspraak was dat hij dan voor het overige gekweten zou zijn. Dat bedrag is in contanten aan mij betaald en wel vorig jaar. Van Noordt zal in het geval er nog wat open staat, dat moeten betalen. Als hij zegt dat hij eens f. 1.800,00 aan mij heeft betaald, zeg ik dat ik dat niet meer weet. U houdt mij voor dat op basis van - alle thans voorliggende onduidelijkheden en voormelde gang van zaken hoogstwaarschijnlijk de conclusie zou moeten zijn dat ik niet had moeten worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en dat ik failliet verklaard had moeten worden. U zegt dat de schuldsanering omgezet zou moeten worden in een faillissement. Ik ben het daar van harte mee eens. Ik begrijp zelf ook dat ik niet voldoe aan de voorwaarden die aan mij konden en nog steeds mogen worden gesteld in het kader van de wettelijke schuldsanering." Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat X., door het verzwijgen van voormelde feiten en omstandigheden, in strijd heeft gehandeld met zijn uit de toepassing van de schuldsanering voortvloeiende inlichtingenplicht en aldus bovendien heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen. Dit is voor de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 sub c en e van de Faillissementswet, aanleiding om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen; Door deze beëindiging zal X. van rechtswege in staat van faillissement verkeren zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank zal daarom nu tevens, met ingang van de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een rechter-commissaris en een curator in dat faillissement benoemen. De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten definitief vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen niet uit de boedel worden voldaan en komen dus ten laste van de Staat. BESLISSING De rechtbank: beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling; stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder definitief vast op fl. 150,= (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting). Stelt het bedrag van de publicatiekosten vast op het werkelijke bedrag van die kosten en brengt deze ten laste van de Staat. benoemt met ingang van de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde zal zijn gegaan in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris mr. M.L.J. KOOPMANS, en tot curator mr. H.F.J. MAISSAN, wonende/gevestigd te Postbus 630 7550 AP Hengelo; geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen ingaande op de datum dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Gewezen door mr A.R. VAN DER WINKEL, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.